weekverhaal week 9

Slingers

De kinderen hebben een dag vrij. Maar niet Guus. Een meneer komt naar school. Hij vertelt belangrijke dingen. De meesters en juffrouwen moeten dit allemaal onthouden. Ze zitten braaf rond een grote tafel. Voor hen ligt een stapel papier. Guus kijkt naar buiten. De zon schijnt. De stralen dansen een beetje lente over het witbevroren gras. Joyce en Jessica komen voorbij. Guus staat op en tikt tegen het raam. Hij zwaait. De meisjes komen dichterbij. De meneer kijkt verbaasd. ‘Dat kan niet. U moet luisteren.’
Guus maakt het raam open. ‘O, o wat ben ik moe. Willen jullie mij helpen. Ik kan echt niet meer opletten.’
‘Ja, wat leuk. Wij gaan ook de anderen halen.’
‘Meneer Guus wilt u gaan zitten.’
‘Nee, van mijn kinderen leer ik meer dan van u.’ Guus pakt de papieren en gaat naar de klas. Hij legt de blaadjes op de banken. Het is nog stil in de klas maar niet voor lang. Steeds meer kinderstemmen klinken door de klas. Met viltstiften kleuren ze de belangrijke papie­ren. De moeders van Joyce en Jessica komen ook binnen. ‘Kunnen we een handje helpen.’ ‘Natuurlijk, vandaag leren wij feest. En wie wil mag meedoen,’ zegt Guus.
De moeder van Joyce fluis­tert in het oor van Guus: ‘Wij gaan oliebollen bakken.’
‘Heer­lijk, dan trakteer ik op limonade.’ Guus geeft ze geld. ‘Ik weet wat,’ roept Rob, ‘ik ga mijn vader halen. Die kan heel goed schmin­ken.’
‘Ik wil clown worden,’ lacht Guus.
De eerste gekleurde blaad­jes liggen op het bureau. Met een schaar knipt Guus er slingers van. Kevin en Deniz komen met de ladder binnen. Guus klimt omhoog en hangt de slingers aan het pla­fond. Ertussen bungelen de grapjeskoppen van de kinderen. De meneer van de belangrijke papieren komt binnen. ‘Hier ben ik het niet mee eens. Ik breng nieuwe papieren.’
Van boven de ladder kijkt Guus naar hem: ‘Dan maken we hier hoedjes van.’ De meneer draait zich om. Hij botst tegen de vader van Rob: ‘Een blauw oog hebben we al. U hoef ik niet meer te schminken.’
Iedereen lacht, alleen de meneer niet. Lachen moet hij nog leren. De vader van Rob tovert de mooiste kleuren in de gezich­ten van de kinderen. Als laatste komt Guus aan de beurt. Een rode mond. Op zijn neus een blauw bolletje. Een zon en een vlinder op zijn wangen. Guus pakt de gitaar. Hij zingt een lied over de zon en oliebollen die bakken in zijn stralen. De kinderen dansen met de belangrijke papieren muts op hun hoofd in het rond. Als het lied uit is, staan de moeders van Joyce en Jessica midden in de klas. Ze delen oliebollen en bekertjes limonade uit. Kruimels en witte poedersuiker kleuren nu de gezichten. Bij de deur staan de meesters en juffrouwen. De meneer van de belangrijke papieren achteraan. De vader van Rob kleurt de neuzen van de verbaasde gezichten rood. De moeders trakteren ook hen. Er is genoeg feest voor iedereen. Samen dansen ze naar het land van koning woord. Guus met de gitaar voorop. En de meneer mag op de leestroon zitten. Rob zet hem zijn belangrijke papieren muts op. ‘Nu bent u belangrijk.’ Kevin geeft hem het boek van de boom. 'U mag een verhaal voorlezen.' De meneer kucht en leest.

Angst kruipt over de grond.
‘Niet dichterbij komen,’ roept Leen.
Angst kruipt naar Leen.
‘Ik heb gezegd, niet dichterbij komen.’
Angst is nu heel dichtbij.
‘De ogen van Leen zijn dicht.’
‘Ik blijf hier,’ zegt Angst.
De handen van Leen zijn op de oren.
De mond is open.
‘Weg, weg, weg.’
Leen schreeuwt heel hard.
Een doos staat bij hoek. De deksel gaat omhoog.
‘Wie schreeuwt daar zo?’
‘Leen schreeuwt zo,’ zegt Angst.
‘Leen, schreeuw niet zo. Ik schrik de deksel omhoog,’ zegt de doos.
Leen hoort en ziet niets. Leen schreeuwt.
‘Angst kom naar mij,’ zegt de doos. ‘Ik schreeuw niet. Bij mij is plaats voor jou.’
Angst kruipt in de doos. De deksel gaat omlaag. Leen doet de handen van de oren.
‘Doe de ogen open,’ zegt de doos.
‘Angst is weg.’
‘Waar is Angst?’
‘Heel dichtbij,’ lacht de doos.
‘Dichtbij,’ zegt Leen.
‘Ja, weet je waar?’
‘Nee, Doos. Ik wil Angst niet zien. Ik wil Angst niet horen.’
‘Wil je mij horen, Leen. Wil je mij zien?’
‘Ja, Doos.’
‘Kom dan naast mij zitten.’
‘Wat leuk Doos. Ik zit graag bij jou.’

Iedereen klapt. De meneer hapt in een oliebol en lacht.