weekverhaal week 47

Misschien

‘Knutselen. Wij gaan knutselen,’ zingt Guus. De kinderen zingen met hem mee.
‘En wat gaan we maken? Een trekpop. Kijk zo.’
Guus springt en spreidt zijn armen en benen. Niemand blijft zitten. Vrolijke trekpoppen springen door de klas.
Niemand? Nee, bijna niemand, want Rob doet niet mee.
‘Hé, Rob. Nu jij. Ik trek aan het touwtje.’
‘Nee!’ Rob slaat met een vuist op zijn tafel. Guus loopt naar hem toe.
‘Vind je trekpoppen niet leuk?’
Rob begint te huilen. De hand van Guus rust op zijn schouder. ‘Wil je het me vertellen?’
‘Nee,’ nu stampt Rob met een voet op de grond.
‘Misschien straks,’ zegt Guus. ‘Alle trekpoppen gaan nu zit­ten.’
‘Ik ga weg,’ schreeuwt Rob.
Guus kijkt hem verwonderd aan. ‘Nu al?’
‘Maar ik wil niet.’
‘Dan blijf je toch hier.’
‘Dat mag niet.’
‘Van wie niet?’
‘Van thuis.’
‘Thuis?’
‘We gaan verhuizen en ik wil niet.’ Rob snikt. Hij kan niet meer pra­ten.
‘Ga maar even op de leestroon zitten.’ Zijn hoofd schudt van nee.
‘Misschien straks.’ Guus loopt terug naar het bord. In de klas is het stil. Guus vertelt de kinderen hoe je een trekpop maakt. Enkele kinderen delen scharen, lijm, papier, touwtjes uit. Om de armen en de benen te laten draaien, krijgen ze pennetjes. Ze werken en praten hard. Alleen Guus is stil. Het is net of hij niets hoort. Hij kijkt naar Rob. Plotseling staat Rob op. Hij gaat naar de gang, naar de leestroon.
‘Ik ben al klaar,’ roept Kevin.
‘Als we allemaal klaar zijn, laten wij onze trekpoppen aan Rob zien. Misschien kun jij nog een pop voor Rob maken,’ vraagt  Guus.
Kevin vindt dat een goed idee en gaat weer aan het werk. Steeds meer trekpoppen dansen aan touwtjes. Ron helpt Kevin een handje mee. Dat schiet lekker op. Samen gaan ze naar de gang. Kevin loopt voorop. Hij heeft twee poppen in zijn handen. Eentje geeft hij aan Rob. De kinderen staan rond de troon. Rob zit in de mooie stoel. Ze zingen het liedje: alles wat je speelt is van jou. Rob houdt de pop vast. Hij trekt niet aan het touwtje. ‘De pop heeft geen zin om te dansen,’ zegt hij.
‘Misschien straks, Rob.’ Guus gaat naar de klas. De kinderen lopen achter hem aan. Rob blijft nog even zitten. 'Boom heb je het gehoord,' zegt Lesley, 'Rob heeft verdriet.' Kevin gaat naar terug naar de gang. 'Kom Rob. We houden samen het boek van de boom vast.' Guus kijkt naar Rob. 'Er zijn nog zoveel verhalen. Je kunt nog niet weg.'

Al, ik kom terug.
Ik ben hier, Lief.
Dan kom ik ook naar hier.
Ik steek de hand uit.
Ik steek ook de hand uit.
De hand pakt de hand vast.
O, leuk, hand in hand.
Nog iemand, Al?
Nee, niemand.
Jjij en ik en niemand.
Ja, jij en ik en niemand hand in hand.
Lief, niemand heeft geen hand.
Wat, jammer.
Wel, iemand heeft een hand.
Dan vragen we toch iemand.
Waar is iemand?
Al, is iemand, zegt Lief.
Lief, is iemand, zegt Al.
'Ik ben hier,' lacht Lief.
'Ik ben hier,' lacht Al.
Lief hier.
Al hier.
Samen hier.
Al Lief.

Na school komt de moeder van Rob naar Guus.
‘Ik heb het al gehoord.’
‘Ja, we gaan verhuizen. Een eindje verder naar een nieuw huis.’ ‘Maar ik wil hier blijven.’ Rob staat naast zijn moeder.
‘Dit is de beste klas van de wereld’.
‘De beste,’ Guus lacht. ‘Nou,’ klinkt het plagend. Dan kijkt hij weer naar de moeder. ‘Is het ver?’
‘Niet zo ver, maar ik kan hem niet altijd brengen en halen. Dat is het probleem. En alleen op de fiets vind ik te ge­vaarlijk. Die drukke weg.’
‘Misschien is er een andere weg,’ zegt Guus.
‘Misschien, meester?’ Het gezicht van Rob is al wat vrolij­ker. ‘Ja, misschien. Kom wij gaan zoeken.’
‘Wanneer?’ Rob danst als een trekpop.  
Guus trekt zijn jas aan: ‘Nu.’
Ze lopen naar buiten. Guus stapt op zijn fiets. Rob zit achter­op. Zijn moeder rijdt achter hen aan.
‘We zijn er bijna,’ zingt Rob.
‘Stil zitten,’ roept Guus.
‘Ik ben een trekpop,’ roept Rob.
‘Wie trekt er dan aan het touwtje?’ roept Guus terug
‘De pop, meester!’ Daar moeten ze samen om la­chen.
Bij het nieuwe huis stappen ze af. De moeder van Rob parkeert de auto. Ze lopen naar haar toe.
‘Zie je mam,’ Rob pakt haar vast.
Ze tilt Rob op: ‘Je mag blijven. Maar wel goed uitkijken.’
Rob danst als een trekpop.
‘Zie je mam, ik ben een ontdekkingsrei­ziger,’ zegt Guus plech­tig.
‘De beste klas van de wereld,’ kraait Rob het uit. Guus stapt weer op zijn fiets. ‘Tot mor­gen.’
‘Misschien,’ lacht Rob.
‘Wat misschien?’ vraagt Guus.
‘Misschien,’ zegt Rob plagend. ‘Ik weet niet of ik kom.’
‘Gekke pop,’ lacht Guus en fietst weg.