Urjens
|
Ergens Hij heeft een deken omgeslagen. Chris maakt het boek dicht. Vanuit de stoel kijkt hij naar buiten. Herfstbladeren vliegen door de lucht. Op het natte tuinpad liggen ze vastgeplakt. Geel in bruin. Verkleuren in vergaan. Zo voelt het ook voor hem. De tijd van niet meer. Oorlog dichtbij. Het stoken op de bon. Corona bijna voorbij. Wat staat ons nog te wachten? Het gevoel van zich verheugen zweeft ergens tussen de bladeren in de lucht. Hij gaat recht staan. Zitten blijven in de stoel? Dat alles maar ondergaan? Onverschillig. Wat een woord. Niet iets om met een kerstverhaal te beginnen. Hij wil ze schrijven zoals alle jaren. Om te lezen in het verheugen van deze tijd. Pen, papier. Ach ja, die kunnen geduldig zijn. Maar de woorden moeten komen uit de smaak van warmte zoeken. En die smaak laat hem in de steek. Een kerstboom halen is hem al te veel. De kerstprullen zijn werkelijk prullen. Op die manier iets vuur de grijze bak. De smaak van warmte wordt de smaak van kwijt. Of die van spijt. Nee dat nooit. Maar hoe dan wel? Hij loopt enkele vlugge stappen. Kijkt naar de kast. Daar staat een foto van vorige zomer. Op een strand van leed. Geronnen bloed. Een herinnering aan de wereld-oorlog. Veel soldaten gevallen. Vooral jonge mensen. Op dat strand hoorde hij een stem tussen alle zwijgen door. ‘Hier begon onze vrijheid.’ Het was een groepje jonge mensen. Ze zongen een lied. ‘Vrede zal komen’. Ze gingen zitten in het zand. Gitaren klonken. Chris bleef een tijd bij hun. Ze deelden eten, drinken met elkaar. In vrede is voor iedereen genoeg. Zo gingen ze uit elkaar. Namen de adressen mee om die herinnering een beeld te geven. Levend te houden. Ze hadden hem de foto van het strand gestuurd. Hij kijkt ernaar. Gaat aan de tafel zitten. Begint te schrijven. Over de tijd op het strand. Het begin van een verhaal. Het zou een kerstverhaal kunnen worden. Ja, dat gaat hij doen. Het eerste wat hij schrijft zijn de woorden uit het liedje over vrede. ‘Vrede zal komen. Eronder, ‘Het begin van een kerstverhaal.’ Verder komt hij niet. Daar laat hij het ook bij. Dee woorden stuurt hij naar de jonge mensen. Een kerstgedachte. Genoeg voor dit jaar. De decemberdagen vergaan. Zijn kerstgedachte zweeft ergens tussen dennennaalden in de lucht. Op kerstavond zet hij de doos met de kerststal in de kamer. Wat beelden in een eenvoudige stal. Zo is het ooit begonnen. Zo blijft het bestaan. De angst voor oorlog, corona, kou laten het ons zien. Waar het om gaat. Onverschilligheid verkleurd. Chris gaat in de stoel zitten. Een boek op de schoot. Hij kijkt eens naar buiten. Net nog licht om het tuinpad te zien. De bladeren droog verwaaid. Ze zijn voeten geworden. Schoenen over het tuinpad. Hij hoort een stem tussen de stilte door. ‘Verder in het kerstverhaal.’ Daar komen de jonge mensen over het tuinpad. Gitaren klinken. Ze zingen het lied. ‘Vrede zal komen.’ Zo blijven ze bijeen. Het zomerstrand in de wintertuin. Woorden voor nieuwe zinnen. Ze delen ze met elkaar. En het slot van het kerstverhaal zweeft ergens tussen engel veren in de lucht. Chris staat bij het raam. Hij fluistert: ‘Dat staat ons te wachten. Draait zich om. Kijkt naar de kerststal. Het verheugen van deze tijd. Smaak van warmte.
|